Wat doen dystopische films met ons?

Waarom houden we zo van dystopieën? Zet de tv aan, scroll door een streamingdienst, en je struikelt over apocalyptische visies van de toekomst. In dystopische werelden zijn regeringen corrupt, de aarde onleefbaar, en de mensheid vaak verdeeld in wantrouwende kampen. Toch blijven we er massaal naar kijken.

Een dystopie is een verzonnen wereld of samenleving waarin alles juist heel slecht gaat. Het is het tegenovergestelde van een utopie (een perfecte wereld). In een dystopie heersen er vaak veel problemen, zoals onderdrukking, geweld, ongelijkheid of angst. Denk aan verhalen waarin een strenge regering alles controleert, of waarin mensen in armoede leven terwijl een klein groepje rijk is.

Herkenbaar

Waarom zijn films en series als The Handmaid’s Tale, Black Mirror en The Hunger Games zo onweerstaanbaar? Het antwoord lijkt misschien cynisch: we houden ervan omdat het herkenbaar voelt. Hoewel dystopieën zich vaak afspelen in een extreme toekomst, resoneren ze met het heden. Kijk naar de groeiende kloof tussen rijk en arm in Snowpiercer, en je ziet een metafoor voor de ongelijkheid in onze eigen wereld. Of neem de technologie-angst van Black Mirror; dat raakt aan onze dagelijkse worstelingen met privacy, sociale media en AI. Dystopieën zijn geen sciencefiction; het zijn spiegels die ons confronteren met onze angsten.

Maar het gaat niet alleen om herkenning. Er zit ook een zekere troost in. Hoe ellendig de wereld in zo’n serie ook is, het biedt een bepaalde geruststelling: het is nog niet zo ver. Door te kijken naar de absolute chaos in een dystopie voelen we ons stiekem beter over onze eigen realiteit. Het geeft ons het idee dat we, ondanks alles, nog controle hebben.

Krachtig

Daarnaast bieden dystopieën vaak sterke personages die vechten tegen de onderdrukking. Denk aan Katniss Everdeen in The Hunger Games of June Osborne in The Handmaid’s Tale. Deze verhalen draaien om veerkracht en rebellie, en laten zien dat zelfs in de donkerste tijden hoop mogelijk is. Dat voelt krachtig. Het geeft ons de illusie dat wij ook zouden kunnen vechten als het erop aankomt.

En eerlijk is eerlijk: dystopieën zijn vaak gewoon ontzettend goed gemaakt. De werelden zijn complex, de spanningen hoog, en de ethische dilemma’s meeslepend. Of het nu gaat om overleven in een zombieramp of ontsnappen aan een totalitaire staat, het zijn verhalen die onze verbeelding prikkelen en ons laten nadenken over wat het betekent om mens te zijn.

Keerzijde

Toch is er ook een keerzijde. Onze obsessie met dystopieën kan ons pessimistisch maken. Als we continu gevoed worden met beelden van een onontkoombare ondergang, verliezen we misschien het geloof in een betere toekomst. Waarom zouden we nog proberen de wereld te verbeteren als alles toch naar de haaien gaat?

Maar misschien zit daar juist de kern van hun populariteit: dystopieën zijn een waarschuwing, een wake-up call. Ze vertellen ons wat er kan gebeuren als we niet opletten, als we geen actie ondernemen. Het is een ontsnapping dat ons uiteindelijk terugbrengt naar de realiteit, met een urgentie om die te veranderen.

Dus blijven we kijken. We worden bang, boos, en soms zelfs hoopvol. En misschien is dat precies wat we nodig hebben om te blijven vechten voor een toekomst die, hopelijk, minder dystopisch is dan onze verbeelding.