Het weekend is eindelijk aangebroken. Het is zaterdagmiddag. Een hoop mensen vinden het dan gezellig om de stad in te gaan. Lekker genieten van het weer, op het terras zitten en niet te vergeten lekker shoppen. Ikzelf ben meestal één dag in het weekend te vinden in een kledingwinkel. Alleen niet als klant, maar als verkoopster. Dan is het helaas niet alleen rozengeur en maneschijn.
Laten we beginnen bij de paskamers. Mijn taak is om de klant zo goed mogelijk te helpen en alles weer netjes terug in de winkel op te hangen. Persoonlijk vind ik dat echt wel een leuke taak. Zo kan je gezellig een praatje maken met de klanten en kun je tijdens het terughangen van de kleding meteen de gehele collectie ontdekken. Echter komen er ook wel eens klanten voor die zelfs deze makkelijke taak moeilijk voor je kunnen maken. Zo laten laten ze de kledinghangers in de paskamers hangen of stapelen ze een hele berg kleding die ze niet meer hoeven op de stoelen voor de kleedkamers i.p.v. de daarvoor bestemde planken en rekken die zich letterlijk een meter verder bevinden. Het is een kleine moeite voor de klant om dit goed te doen en minder moeite voor de personeel om het netjes en opgeruimd te houden.
Daarnaast zijn er ook klanten die boos worden op MIJ op het moment dat er iets niet volgens hun plan gaat. Hier heb ik ook weer een paar voorbeelden van. Ik ben een keer bijvoorbeeld vol uitgescholden door een klant en haar dochter op het moment dat wij een jasje niet in de winkel hadden, die ze wel bij een andere filiaal hadden gezien. Niet mijn schuld. Ik kan namelijk niet bepalen welke kleding wij wel en niet op voorraad krijgen, maar volgens de klant ben ik de schuldige. Nog zo’n voorbeeld dat niet alleen bij kledingwinkels voorkomt zijn pinstoringen. Op het moment dat er een pinstoring is, kan ik niet meer doen dan een belletje plegen en hopen dat het zo snel mogelijk wordt gefixt. Maar op het moment dat ik aan klanten vertel dat er op dat moment alleen met contant geld mogen betalen, krijg ik meerdere malen een boze speech over dat contant geld niet meer van deze tijd is, zij het daarom niet bij zich hebben en dat het onacceptabel is dat ze op dat moment niet kunnen pinnen. Dan gooien ze hun spullen op de toonbank en lopen met een grote zucht weg.
Dan is het einde van de dag bijna aangebroken. In de laatste uurtjes is het de bedoeling dat heel de winkel weer netjes eruit komt te zien. Op het moment dat ik net klaar ben met een wand en alles weer netjes hangt, komt er een klant samen met zijn zoon. Ze zijn er niet om serieus te shoppen aan het gesprek te horen. Hij laat dan ook alleen dingen zien die hij totaal niet mooi vind. Ondertussen gaat hij richting de net afgemaakte wand. Het gebeurde allemaal voor mijn ogen. Op het moment dat de man langs de wand liep, schoof hij met zijn hand alle kleding die ik net netjes en recht had opgehangen uit elkaar. Toen pakte hij nog wat shirtjes van de planken om aan zijn zoon te laten zien wat hij nou zo lelijk vind aan de shirtjes en ze uit te lachen. En natuurlijk legde hij deze shirtjes ook weer in een propje op de stapels. We kunnen dus weer helemaal opnieuw beginnen met deze wand. Kijk ik vind het niet erg als mensen aan die wanden gaan zitten. Zo komen hier wel gewoon om te shoppen. Maar als je ziet dat ik net al mijn moeite erin heb gestoken om het weer netjes op te hangen, vind ik het wel zo netjes dat je alles er netjes uit pakt en weer terughangt of neerlegt wanneer je het toch niet mooi vindt.
Iedereen die wel eens in een kledingwinkel werkt herkent vast deze struggles. Ik begrijp dat ik zelf voor deze baan heb gekozen en natuurlijk hoeft niet alles rondom jouw werk leuk te zijn. Maar het zijn de kleine dingen voor de klant die het werk voor ons als verkoper een stukje makkelijker en sympathieker kunnen maken.